Om de rijke flora en fauna te beschermen, en wat overgebleven is in tact te houden, heeft Hongarije grote delen uitgeroepen als nationale parken, beschermde natuurgebieden en natuurreservaten. Van de uitgestrekte steppe, zandige heidevelden met vele moerassen en zoutpannen zijn nu nog maar twee gebieden over. Na het bekende en grootste Nationale Park Hortobágy (80.000 ha) is Kiskunság het tweede nationale natuurpark van Hongarije, en bestaat uit meerdere aparte delen.
Het Kiskunság-gebied staat hoog op de Unesco lijst. Er wordt wel gezegd dat het veel beroemdere Hortobágy hier in schoonheid en oorspronkelijkheid wordt overtroffen. Bovendien vormt Kiskunság een thuishaven van tal van inheemse vis- en vogelsoorten. Het Nationaal Park Kiskunság ligt ten zuiden van Budapest en beslaat een langgerekt gebied op de linkeroever van de Donau. Dit land van de Kunen was moerassig, zanderig en met stoppelig gras bedekt; de zgn steppen of poesta's.
Het Hongaarse woord puszta betekent verlaten, woest of desolaat, wat meteen de in eerste instantie grimmige aanblijk van het landschap uitbeeldt. Toch is de natuur hier veelzijdig en komt er zeldzame flora voor. Door de wind die hier voortdurend over de vlakte waaide, verplaatsde het stuifzand zich regelmatig, wat voor verschillende landschappen heeft gezorgd. Kiskunság kent dan ook een zeer gevarieerd landschap met vele zand- en grasvlakten, moerasgebieden, rietvelden en bossen.
Van Kiskunság is het Nationaal Park van Bugac (16.000 ha) wel de bekendste (toeristische attractie). Ik wil echter wat aandacht vestigen op wat minder bekende natuurgebieden. Pusztaszer en Peteri Tó zijn gedeelten van het Nationale Park, die in de nabije omgeving van Pálmonostora gelegen zijn. Tápiószentmárton ligt in het Zuid-westelijke gedeelte van de Pest provincie, halverwege Boedapest en Szolnok.
Natuurliefhebbers raad ik aan een bezoekje te brengen aan de fantastische website van de natuurfotograaf Bence Máté.
|