Gulyás

Oorspronkelijk een maagverwarmende schaapherderspot (9e eeuw), voedzaam, goedkoop, lekker en gemaakt van gedroogde ingrediënten. Voordat de zwervers er met de kudde op uit trokken sneden de Magyaren vlees in kleine stukken. Dit vlees werd met uien in bogrács gekookt, gestoofd tot het vocht verdampt was, (lang) gedroogd i.d. zon en in een zak gemaakt van schapenmaag gedaan (rib of schoudervlees)

Pörkölt

De naam betekent zoveel als 'geschroeid' maar zou beter 'gesmoord' kunnen zijn. Pörkölt heeft een sterkere uiensmaak met vettere en grotere stukken vlees. Meestal kalfsvlees, maar ook rund-, schape-, varkens-, wild, gans of eend. Indien van vis gemaakt, worden er geen uien gebruikt.

Paprikás

Paprikás worden meestal gemaakt van kalfsvlees of kip, maar ook van lam, eend of vis. Het bevat grotere stukken in een dikke saus, waaraan zoete of zure room wordt toegevoegd.

Tokány

Bevat vlees dat met de draad mee in repen gesneden wordt (vorm van frites). Zoete, zure of geen room, maar wel altijd paddestoelen, aspergepunten, doperwtjes, ganzelever en peterseliewortels.

Al deze gestoofde groente en vlees gerechten worden op dezelfde manier bereid. De basis bestaat uit reuzel, uien en paprika. De reuzel wordt gebruikt i.v.m. de smaak en kleur. De uien worden voortdurend geroerd. Dan gaat de pan van het vuur, de paprika er door en wordt vlees en water toegevoegd. Onder geen voorwaarde te veel vocht, want anders krijgt men gulyáleves (soep).

Dit is niet de goulash zoals wij die kennen, maar een soep. Dit voorgerecht wordt (evenals de traditionele Hongaarse aardappelsoep), geserveerd met brood, en is zo voedzaam dat ze als hoofdgerecht kan dienen. Een Hongaar eet trouwens bijna overal brood (kenyér) bij. De dikke, zure room vormt een geliefd ingrediënt die gebruikt wordt in soepen, sausen, groenten, gestoofd vlees, zoetigheden en gebak.