Imre Kertész was decennia lang een onbekende schrijver, zelfs in zijn geboorteland Hongarije, waar hij op 9 november 1929 in Boedapest geboren werd. Vanaf 1944 bezocht hij de ‘joodse klas’ van het Madách Gymnasium. In hetzelfde jaar werd hij vanwege zijn Joodse komaf (op 14-jarige leeftijd) gedeporteerd naar Auschwitz en in 1945 bevrijd uit Buchenwald.
In 1948 haalde hij in Boedapest zijn middelbare schooldiploma, waarna hij van 1948 tot 1951 voor kranten in Boedapest werkte. Eerst bij "Világosság", daarna "Esti Budapest". Sinds 1951 voorziet hij in zijn onderhoud als free-lance schrijver en vertaler. Hij vertaalde uit de Duitse literatuur en filosofie werken van schrijvers als Nietzsche, Hofmannsthal, Schnitzler, Freud, Roth, Wittgenstein en Canetti, wat naast zijn verblijf in concentratiekampen, een belangrijke invloed op zijn schrijfwerk had. Kertész schreef romans, essays, dagboekaantekeningen, musicals en lezingen.
Omdat hij niet schreef wat de communistische regering van hem verwachtte, was hij min of meer aan zichzelf overgeleverd. Omdat hij dacht dat zijn werk toch niet gepubliceerd zou worden had hij de vrijheid om zo radicaal te schrijven, en er zo diep in te duiken als hij wilde. Hij hoefde geen rekening te houden met wat 'interessant' of 'spectaculair' was.
|