Oké, ik geef het toe, ik ben uit balans. Ondanks alle mooie praatjes en wijsheden ben ik vreselijk uit balans. Dit bleek toen ik, nog steeds twijfelend of ik beter de auto of de trein zou kunnen nemen, vanochtend heel vroeg maar doodmoe opstond. Aangezien ik van plan was eerst naar therapie te gaan, besloot ik mijn uiteindelijke beslissing nog even op de lange baan te schuiven. Ik stond al bij de schuur, omdat ik gewend ben fietsend naar het NGC te gaan: het is niet al te ver en naast het feit dat ik nog iedere keer blij ben met mijn (inmiddels al weer 1 jaar oude, versierde) fiets en dit mij tevens de benodigde lichaamsbeweging verschaft. Alleen maar winst dus.
“Hallo daar”, leek mijn lichaam te zeggen, “wat denk je wel” leek mijn lichaam te zeggen (of de immer over mij wakende oma waar ik die ochtend onafgebroken aan moest denken). “Stuur ik je eerst een lichtelijke keelpijn, vermoeide ledematen, en denk jij met tegenwind en regenachtig weer op je fietsje naar therapie te gaan?” “Nee”, besloot ik me intussen van de schuur afwendend, “al te goed is buurmans gek”. Hmm moet er toch eens over nadenken uit welke hoek dit weer komt.
Oma van moederskant is een soort van moederskloek die mij altijd liefdevol omarmde, me voorzag van grote stukken vlaai en zelfgemaakte pudding (de laatste at ze steevast zelf op omdat ik die niet lustte) maar (allerbelangrijkst) mij niet probeerde te veranderen maar mij liefdevol accepteerde zoals ik was. Oma van vaderskant heb ik in mijn jeugd minder intens meegemaakt, en pas later leren waarderen. Ik ben ook altijd dankbaar geweest dat ik vanwege haar hoge leeftijd die kans nog gekregen heb. Die oma was gek op woordspelletjes en spreekwoorden. Eén van de meest gebezigde “rooie en vaalen zijn donderstralen”. Ik weet het, het slaat nergens op maar ik moest er aan denken en ik wilde het toch even kwijt….
Terwijl ik het bovenstaande relaas nog eens doorlees, valt mijn blik meteen op het feit dat ik bij oma van moederskant ‘is’ schrijf, en bij oma van vaderskant ‘was’. Ik corrigeer dit niet, maar neem het wel in me op. Uiteindelijk komt hier het verschil naar boven: oma van moederskant ‘is’, in navolging van mijn relaas van gisteren nog steeds een moederkloek. Het was haar aard, en je aard kun je wel verbergen, maar niet veranderen. Vandaar is. Ze waakt nog steeds over me. Oma van vaderskant, zie ik al, ken ik niet zo goed. Ik ‘zie’ haar voor me als humorvol en vriendelijk lachend, maar ik schrijf ‘was’ omdat ik het hier niet heb over een karaktertrek, maar over iets wat ze graag deed. Net als handwerken, overigens, iets wat we eveneens gemeen heb. Maar ik ben er van overtuigd dat ze er beiden ‘zijn’, en niet ‘waren’, als ik het alleen maar omdat ze doorleven in mijn hart.
Terug naar mijn fietsje, ofwel, niet fiets-je. Uiteindelijk had ik een vermoeiende dag voor de boeg. Ik werd al moe bij het idee alleen al dat ik mijn rugzak en laptopje naar de trein en bus moest meesjouwen. Ik was zelf al zover gegaan dan ik de kledingstukken tot het minimale beperkt had en zelfs het gewicht van mijn fotocamera teveel bevonden had. En wie mij kent weet wat dat betekent. Aangezien ik de vorige keer al gesmokkeld had met mijn medicijnen had ik namelijk dit maal besloten dat gewicht wel mee te torsen. Afijn, ik besloot het geheel en al tegen mijn principes zo makkelijk mogelijk te maken en met de auto naar NGC te rijden. Daar was het heerlijk rustig en ik werd begroet met de vraag of ik “uit mijn bed gevallen was”. Meestal zoek ik namelijk een later tijdstip op voor mijn bezoekjes aldaar.
Het gesprek kwam op een gegeven moment op een aantal medebezoekers, ook met K* die opmerkelijke resultaten boekten. Ik vertelde dat ik daar de laatste tijd nogal over na aan het denken was, omdat ik mijn genezingsproces uitermate serieus nam, maar zelf vond dat er (na de aanvankelijke positieve resultaten) momenteel niet een echter vooruitgang geboekt werd. Bovendien wordt, wanneer je vermoeid bent, alles snel teveel en ik ben eigenlijk gewoon moe van mijn eigen constante heen en weer geren op de wip, op zoek naar mijn balans, terwijl ik al balancerend vaak door uiterlijke omstandigheden het ongewenste zetje kreeg.
Als je stevig staat kan niets je uit balans brengen, dus het feit dat ik weinig nodig heb, is een veeg teken. Hoewel ik me over het algemeen heel energiek voel heb ik wel beschouwd net best wel een intensieve week achter de rug. Ik merk dat de stress van afgelopen dagen (vanwege de bezorgdheid dat mijn moeder niet de zorg krijgt die ze zou moeten hebben) de balans naar de andere kant heeft doen doorslaan.
Afijn, het altijd-gehoorzame, goed-zijn-best-doende, over-het hoofd-geziene kind stak zijn kop weer op en hoewel ik ontzettend blij ben met behaalde resultaten van anderen gaf ik lucht aan mijn gevoelens van onmacht en onvrede. Uiteindelijk doe ik zo mijn best, let ik meer op mijn dieet, ben ik veel strenger voor mezelf dan menig ander en toch (of misschien juist wel daardoor?) staat bij mij de ontwikkeling ogenschijnlijk al maanden stil. Daar denk ik de laatste tijd regelmatig over na, en J* gaf me één van zijn gebruikelijke recht-voor-zijn-raap-antwoorden: “Je doet gewoon teveel”.
Ik weet dat hij het absoluut bij het rechte eind had, omdat de tranen in mijn ogen schoten. Ik doe te veel, en ik verg te veel van mezelf. Ik weet het, en hoewel ik daar vanuit mijn hoofd verandering in tracht aan te brengen, is het juist de emotionele kant die daardoor uit balans raakt. Terugkoppelend naar de situatie die me momenteel bezig houdt, besefte ik dat ik roofbouw op mezelf pleegde. De Happinez uit 2005, die daar uitnodigend op tafel lag en als hoofditem ‘kracht’ had, deed daar nog een schepje boven op. Toen ik de regel las over het functioneren op pure wilskracht waardoor je lichaam uitgeput achter blijft, begon er iets te dagen. Wil’s Kracht.
Mijn kracht komt uit een heel andere hoek dan daar waar ik hem graag zou willen zoeken, waardoor deze kracht eveneens mijn struikelblok vormt. Op momenten dat ik deze kracht ervaar, blijf ik doordraven, in plaats van deze naar mijn lichaam terug te koppelen en te gebruiken voor genezing. Door de kracht op te gebruiken blijft er niets over om de reeds gemaakte schade te herstellen. Tegen de tijd dat de therapie voorbij was wist ik één ding heel zeker: ik ging naar huis en zou onder de warme lappen kruipen en later wel zien wat me op dat moment het beste leek.
Zo gezegd, zo gedaan. Eerst pleegde ik een telefoontje naar mijn dochter, die al dacht dat ik in de buurt van het ziekenhuis was, om haar op de hoogte te stellen van het feit dat ik niet zou komen. Ik weet dat ze mijn web-log leest en van hier uit wil ik zeggen dat het me heel moeilijk gevallen is om jullie teleur te stellen, want ik had me echt verheugd om met z’n allen richting Den Helder te reizen. Maar als ik mezelf teleur zou stellen door deze duidelijke boodschap van mijn lichaam te negeren, zou dit op langere termijn een teleurstelling voor ons allemaal betekenen.
Omdat ik er nog steeds niet uit was of ik later, of niet zou gaan, waagde ik ook een telefoontje naar het ouderlijk huis om te vragen of mijn bemoeienis wel op prijs gesteld zou worden. Na eerdere ervaringen met mijn schoonmoeder, die zich regelmatig afvroeg wat ik “nou weer zat te bekokstoven”, toen ik de zorg voor de zakelijke kant van haar verzorging op me genomen had en de omgang met mijn zwager met Kosokov weet ik inmiddels ook wel hoe dat haasje hoest. Hoewel de familie wel achter me staat en zelf een beetje op mij rekent, zou het mij emotioneel te veel worden wanneer het idee zich bij mijn moeder vast zou zetten dat ik “tegen haar wil in zou handelen” en ik daardoor de dunne lijn met mijn dementerende moeder zou verbreken. Het telefoontje leerde mij dat er al bepaalde grenzen getrokken waren en dat daar in dit stadium tegen in gaan alleen maar ten koste van mijn energie zou gaan. Ik besloot lekker thuis te blijven en hier “bij te tanken”.
Overigens gebeurde één en ander onder het bezorgde toezicht van mijn Hubbie, die later liet weten dat ik misschien wel dacht dat ik zo door kon blijven draven, maar hij in tweestrijd stond tussen mijn weerhouden of te begeleiden. Dat is zo vreselijk fijn van H*: hij laat me mijn eigen beslissingen nemen, mijn eigen strijd voeren, in de wetenschap dat dit een essentieel deel van mijn wezen is. Hij wacht geduldig het moment af dat ik daar voor open sta, en wanneer ik mijn beslissing heb genomen wrijft hij mij nog even fijntjes in dat hij dit “al lang bedacht had”. Ik gaf me dus lekker over aan zijn liefdevolle bescherming en liet me gewillig naar bed begeleiden waar ik me nog een poosje in armen gekoesterd voelde tot ik tot rust was gekomen.
Mijn lieve schoondochter belde me wat later nog even op om te vragen wat er nou allemaal precies aan de hand was en ik ben blij dat ze dat gedaan heeft. Het is zó belangrijk dat ieder goed nagaat waar zijn verantwoordelijkheid ligt en hoever je wilt en kunt gaan. Communicatie kan zoveel misverstanden vermijden en het feit dat ik me in deze (tijdelijk) terugtrek wil niet zeggen dat ik daarmee anderen aan hun lot overlaat en ook niet dat ik me aan mijn lot overgelaten voel. Een ziekteproces doorleef je niet alleen, daar heeft heel de familie mee te maken en beslissingen die genomen worden hebben hun weerslag op iedereen in de omgeving. Als die liefdevol is heb je de halve strijd gewonnen. Ik ben er zeker van dat ik, naast het feit dat ik een aantal mensen teleurgesteld heb, er ook een groep is die blij is met mijn beslissing….en daar troost ik me dan maar mee